Ik ben verliefd op Irene. – Sorry dat ik een heterosexuele man ben. – Dat kleine plekje op haar wang maakt haar lief en haar lange dijen zijn beloftes. Op de skipistes, hoog in de Alpen, lijkt ze wel een godin. Ik voel me klein tegenover haar. Eigenlijk ben ik haar niet waard. Maar toch: ik kan niet zonder haar. Iedere minuut van mijn leven zonder haar is verloren tijd.
En ja, het wonder gebeurt: ze ziet me zitten en we gaan samen op stap en leren mekaar beter kennen. Ik ontdek haar zwakke kanten en dat ze ook zwakke momenten heeft. Diep verborgen in mij heb ik zelfs graag dat ze die zwakke momenten heeft, want dan kan ik er zijn voor haar. Stilaan groeit mijn verliefdheid naar liefde. Ik heb niet meer het gevoelen dat ik er moet zijn voor haar omwille van mijzelf. Maar ik wil er gewoon zijn voor haar, niet meer voor mezelf, maar voor haar. En raar: ik kan haar missen. Want niet kunnen missen is eigenlijk egoïsme. Ik kan haar missen, maar ik wil haar niet missen.
Ik heb het wel eens over fundamentalistische atheïsten. Ik kan over die mensen evenmin goeds vertellen als over fundamentalistische christenen. Maar ik ontmoet nogal wat atheïsten, of misschien liever ongelovigen, waarvan een aantal ooit gelovig geweest zijn, maar die religie hebben afgezworen. Als ik hen spreek over de christelijke liefde, krijg ik te horen: ik heb het geloof of God nergens voor nodig. Het zijn humanisten. Alle respect voor die mensen.
Welnu: ook ik heb het geloof of God voor niets nodig. Ik kan er perfect zonder. Als ik niet oppas laat ik het verwateren. Maar ik wil er niet zonder. Net zoals ik niet zonder Irene wil. Ik wil er niet zonder omdat het (christelijke) geloof een verrijking is in mijn leven en een verdieping van mijn humanisme.
Ik ben het eens met mensen die religie afwijzen. Daar zijn goede argumenten voor. Als je ziet wat zogenaamde gelovigen, van welke religie dan ook – ook christenen – er van gemaakt hebben, vraag je je af waarom je in die rotzooi zou meegaan. Daar zou je nog over kunnen stappen door het onderscheid te maken tussen de religie zelf en wat de mensen er van maken. Maar ook de religie zelf is onaanvaardbaar vanuit humanistisch standpunt. Want religie is ontstaan uit het gevoelen van de primitieve mens dat er machten zijn die hem overstijgen (God, de overstijgende, transcendente, almachtige ). Die machten bepalen zijn lot en zijn hem niet altijd gunstig gezind. Hij gaat dus op zoek naar manieren om die machten gunstig te stemmen door offers te brengen. Al vlug ontstaat een besef dat die goden een bepaalde manier van leven eisen. Er komen geboden en verboden. De samenleving heeft geboden en verboden nodig en voor de leiders van de stam die instaan voor het functioneren van de samenleving wordt het leven gemakkelijker als ze die geboden en verboden van God kunnen laten komen. Leiders worden machthebbers en gronden hun macht op het geloof. Constantijn en Karel de Grote wisten er alles van. Religie is in essentie onderdrukking.
Bij onderdrukking hoort ook verlichting van de onderdrukking, anders wordt ze onleefbaar. En zo ontstaat de god die barmhartig kan zijn, als hij dat wil. Ah ja, want als god de almachtige en allerhoogste is kan niemand hem dwingen om barmhartig te zijn. Bij de Joden wordt die willekeur ingeperkt omdat hun God rechtvaardig beloont en straft. Maar het blijft gaan om geboden en verboden.
Een samenleving kan niet zonder geboden en verboden waarvan een aantal in wetten worden gegoten. Maar maar het wetskarakter van religie maakt haar onaanvaardbaar omdat religie pretendeert om geen mensenwerk te zijn en verabsoluteert. Gebod en verbod zijn er geen afspraken onder mensen, maar opgelegd door een onaantastbare bovenmenselijke instantie. En niemand weet wie die is.
Het is kenmerkend voor het christendom dat Jezus in opstand komt tegen de wet. Zijn vijanden waren wetgeleerden en een kaste die er prat op ging om de wet tot in de kleinste details nauwgezet na te leven. In het evangelie van Johannes(15:12) zegt Jezus: dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt. Er is er geen ander gebod. En in zijn eerste brief (4:8): God is Liefde. Eigen aan de liefde is dat ze geen geboden en verboden verdraagt. Liefde overstijgt rechtvaardigheid.
Daarmee overstijgt het christendom de religie. Het is ontsproten uit de Joodse religie. Maar het is geen religie meer. Het is een humanisme.
Maar het is niet niet zo maar een humanisme. Want precies het element God betekent een verdieping en verabsolutering.
Humanisten halen graag het universele principe aan: doe niet aan een ander wat je niet wil dat aan jezelf wordt gedaan. Jezus heeft dat al doorgetrokken tot: doe aan een ander wat je wil dat aan je zelf wordt gedaan. Hij heeft van het verbod een gebod gemaakt. Dat is een verrijking en veel ingrijpender. Het gebiedt ons om niet enkel de andere geen kwaad te doen, maar om goed te zijn voor hem.
Wel, ongelovige vriend, de God van liefde is er niet mee tevreden dat we goed zijn voor mekaar. Hij wil dat we mekaar liefhebben. Dat is nog iets anders. ik kan goed zijn voor iemand zonder hem lief te hebben. Solidariteit vraagt geen liefde. Ik kan opkomen voor anderen zonder hen lief te hebben, gewoon vanuit verontwaardiging over onrecht.
Ik kan hier nu niet dieper op ingaan. Maar laat me toch al opmerken dat mijn christelijke liefde zich niet mag beperken tot wie ik zelf uitkies. Ze moet universeel zijn. Iedereen heeft er recht op, zelfs mijn vijand.
Luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden: ik ben daar niet toe bekwaam. Neen, ik ben God niet. Maar ik word er wel toe opgeroepen en als gelovige van deze oproep moet ik er wel naar streven.
Het christelijk geloof is de cultivering van deze boodschap. Deze cultus is nodig omdat ik als mens geneigd ben om de boodschap te verwaarlozen. Ik betrap mezelf er voortdurend op dat ik ze gewoon vergeet. Goed doen is gemakkelijk. Universeel liefhebben onmenselijk – bovenmenselijk – moeilijk
Op het ogenblik dat ik het woord God uitspreek gebruik ik mythologische taal. Deze taal is veel rijker dan filosofische taal omdat ze toelaat om het onuitsprekelijke uit te spreken. Echte liefde is onuitsprekelijk. Dat weet iedereen die liefheeft.