Toen ik nog geen koning was, zei de prins – de prins sprak altijd in de verleden toekomstige tijd – wilde ik nooit koning worden, want toen ik nog een prins was, was ik gelukkiger.
En dus werd hij koning, want je kan geen prins zijn zonder koning te worden.
De kardinaal koppelde hem aan een freule die verstand had van allerlei mentale dinges en ze kregen vier kinderen en deden alsof, zoals het koningsparingen past.
Ze deden hun koninklijke plichten en haalden geregeld hun botten uit de kast om in de Waalse modder te gaan staan om de plaatselijke bevolking toe te wuiven en de Vlaamse communisten te loven die daar de boel recht hielden.
De koning verkondigde aan de Congolezen dat het hem speet en kreeg in ruil daarvoor van de Congolese uitbuiter die daar geen koning heet, de toestemming om zijn mijnwerkzaamheden te continueren. De Congolese kinderen waren daar heel blij mee, want daardoor hadden ze werk, weliswaar zonder inkomen.
En toen kwam de oorlog en werd zijn toelage geïndexeerd omdat de gas duurder was geworden.
PS Ik heb deze tekst aangeboden aan De Standaard, maar daar vinden ze publicatie niet opportuun omdat hij niet bijdraagt aan haat tegen Poetin.