VRT nws
Wie tegen mij zegt dat de pensioenleeftijd omhoog moet omdat de mensen langer leven, heeft er gelegen. Hij is intellectueel onwaardig. Niet de moeite om er gesprekstijd aan te besteden. Je moet ieder mens respecteren, en dus wil ik nog wel een pint drinken met dat individu en als hij zegt dat Pogacar de Ronde van Frankrijk zal winnen, zal ik zeggen dat Pogacar een op doping drijvende nietsnut is en dat Remco het zal halen, ook al denk ik zelf ook dat het Pogacar zal worden. Als ik dan een dosis onzin te horen krijg – en zelf uitkraam – zal ik dat grappig vinden.
Maar niet als het over de levenskwaliteit van oudere mensen gaat; ook niet van jongere.
Het is toch niet moeilijk.
Ik ben het er mee eens dat het huidige systeem moet aangepast worden. Machinisten op het spoor in de tijd van de kolen konden onmogelijk dat werk tot de normale pensioenleeftijd blijven doen. Maar op een geëlektrificeerd net, is dat niet meer zo. Afschaffen die geprivilegieerde behandeling. Nu zie ik die machinisten op pensioen massaal in het zwart bijklussen in de aanleg van verwarmingen, als ze het niet al doen in hun vrije tijd terwijl ze nog aan het spoor hangen.
Maar dat we langer leven betekent nog niet dat we niet op 65 even versleten zijn als de mensen vroeger; als het niet fysisch is, dan wel mentaal. Alleen kunnen we nu langer versleten leven. We sterven alleen later. Weg met dat gelul van pensioenen gekoppeld aan levensverwachting.
Godderis heeft dus gelijk. Maar een koppeling aan gezondheidsverwachting is dus wél zinvol.
Dan stelt zich de vraag of er verschil is in gezondheidsverwachting, gekoppeld aan bepaalde beroepen. Wie ernstig nadenkt over het probleem moet eerst inzicht krijgen in die vraag. Dat is een andere vraagstelling dan die naar de zogenaamd zware beroepen. De pensioenleeftijd moet worden bepaald op basis van dat inzicht.
Daarbij kunnen er verfijningen worden aangebracht voor, bijvoorbeeld mensen die in hun loopbaan van beroep veranderen.
Maar er is een vraag die naar de essentie gaat: wanneer wordt werk zinvol ?
Godderis geeft het aan: de Denen zien werk als betekenisvol en bijdragend tot het leven, terwijl wij het vooral zien als een manier om geld te verdienen.
Wanneer is werk menselijk zinvol ?
1. We werken om onze kost te verdienen; om fatsoenlijk onze kost te verdienen.
Dat brengt twee consequenties. Wie niet werkt, verdient zijn kost niet. Dat wil niet zeggen dat hij niet fatsoenlijk mag leven. Maar dat is dan een zaak van de solidariteit en dus sociale zekerheid.
Fatsoenlijk slaat op twee punten: een fatsoenlijk inkomen, maar ook fatsoenlijk werk. Denk daarbij aan geestdodend of gevaarlijk werk dat niet aanvaardbaar is.
Werken om fatsoenlijk te kunnen leven is uiteraard zinvol. Maar wie werkt om luxueus te kunnen leven komt terecht in het motivatiepeil van beloning of straf. Hij zoekt naar bezit of genot als beloning. Hiermee zit hij op het niveau van mijn hond die gaat zitten als ik dat beveel, in ruil voor een koekje. Onze vakbonden bewegen zich ook op dat niveau: als de baas niet genoeg koekjes (loon) geeft, zeggen ze tegen de hond dat hij niet moet gaan zitten.
2. We werken om onszelf te verwerkelijken. In zijn werk groeit een mens als mens, zowel door ontwikkeling van aangeboren talenten, als door verantwoordelijkheidszin, zelfdiscipline; kortom in zijn gehele persoonlijkheid.
3. We werken om iets te betekenen voor anderen. Het is belangrijk dat het werk zo georganiseerd is dat de werker kan ervaren en beseffen dat anderen blij zijn met zijn werk.
Misschien kan een houtbewerker meer verdienen door gewoon aan een zaag planken te klieven. Maar als mens moet hij er voor kiezen om een kast te mogen maken waarin hij zijn kennis, kunde, creativiteit mag gebruiken en fier te zijn en gelukkig als die klant zegt: ik ben blij met jouw kast. Als hij genoeg verdient om fatsoenlijk te kunnen leven, maakt het dan niks uit of hij wat minder verdient dan de kliever.
4. We werken om mee te werken aan de opbouw van de samenleving. Neen, dat is geen patriottisme. Patriottisme is belachelijk. Maar het is wel belangrijk dat ik als burger kan ervaren en beseffen dat ik iets beteken in een groter geheel. Daarbij hoort ook de vreugde dat ik kan bijdragen tot de organisatie van solidariteit door die samenleving.
Enkel als die vier voorwaarden vervuld zijn, is werk volkomen menselijk zinvol en kan een mens gelukkig zijn in zijn werk. En dat zou toch de bedoeling moeten zijn.
In het bijbelse scheppingsverhaal plaatst God de mens in de Tuin van Eden – daar waar hij gelukkig is – om die tuin te bewaken en te bewerken. Daar hoort werken bij gelukkig zijn. Ter ondersteuning van de ecologisten: bewaren betekent: ongeschonden bewaren. Maar dat is hier een zijsprongetje.
Ik maak me geen illusies. Als ik rondom mij kijk, zie ik weinig mensen die de volledige zinvolheid van werk bereiken. De werkers in de zorg komen er nog het dichtste bij, maar door de tijdsdruk wordt hun werk zo destructief stresserend dat het voor velen niet vol te houden is.
Het is beschamend voor onze samenleving dat ze geen cultuur en spiritualiteit van zinvol werk ontwikkelt. Maar dat is in het kapitalisme nu eenmaal onmogelijk. Uitzonderingen kunnen dat geestelijk niveau wel bereiken. Maar het kan niet anders of het blijven uitzonderingen.
Misschien moeten we bovenstaande bedenking over werken inschakelen in ons denken over pensioenen.
Dan komen we er inderdaad toe dat mensen zo lang mogelijk moeten kunnen werken, niet om de betaalbaarheid van de pensioenen, maar om het leven zinvol te maken. Dat geldt natuurlijk enkel voor het echt zinvolle werk. Het zet ook aan het denken over de wijze waarop we onze pensioentijd willen beleven.
Ik hoor overal mensen die op pensioen gaan zeggen: en nu ga ik genieten van het leven. Het is een bedroevende uitspraak, want ze wijst er op dat ze dat tijdens hun werk-leven niet hebben kunnen doen. En, erger: wie enkel nog leeft om “te genieten”, zal niet gelukkig leven.
Als we er voor kiezen om in de kapitalistische benedenmenselijkheid te blijven steken moeten we onze pensioenen misschien radicaal om-denken en het Hollandse systeem radicaliseren, aangepast aan het systeem ?
Mensen leggen dan maandelijks een gedeelte van hun loon opzij om te sparen voor hun pensioen. Als ze denken dat ze genoeg gespaard hebben, stoppen ze met werken, naargelang ze met wat minder of wat meer tevreden zijn. Iedereen gaat dan op pensioen op de leeftijd die past bij zijn noden aan comfort. Wie niet genoeg gespaard heeft wanneer het niet meer gaat, heeft pech.
Klinkt dat je nogal individualistisch in de oren ? Welnu, eigenlijk is het gewoon wat ondernemers en zelfstandigen nu al doen.
Als je dan toch nog wat solidariteit wil, kan je de mensen die pech hebben naar het OCMW sturen.
Dat doen we ook nu al massaal, al is het OCMW eigenlijk geen solidariteit, maar door de staat georganiseerde liefdadigheid.