Op facebook verzeilde ik in een discussie over van alles en ook over het kapitalisme. Daarbij bleek dat mijn intelligente gesprekspartners en ik het niet helemaal over hetzelfde hadden als we het woord kapitalisme gebruikten.
De meeste mensen hebben wel een idee van wat het kapitalisme is, ook al zullen velen die idee niet echt kunnen expliciteren. In veel contexten volstaat dat idee. Soms ook niet.
In de meeste contexten van mijn blogs volstaat het om het te hebben over de concurrentie en het winstbejag. Dikwijls moet daar ook de bepaling van kapitalist bij: de bezitter van de productiemiddelen.
Een blog is geen essay en dus heb ik het dikwijls enkel over dat aspect van het kapitalisme dat in de context van belang is.
Meestal heb ik het niet over de vrije markt; juist een element waar mijn gesprekspartners op focusten.
Als ik doordenk over een en ander lijkt het me van belang om de bepaling te vervolledigen.
Toen ik Eutopia schreef dacht ik na over de vraag wanneer het kapitalisme eigenlijk begonnen was.
Tenslotte was de concurrentie, het winstbejag en het privébezit er toch al in de oudheid en is het er altijd geweest ? Wanneer zijn die elementen dan kapitalisme geworden ?
Ik vond toen dat ik het kapitalisme moest laten beginnen bij de industriële revolutie, einde negentiende eeuw, met als voornaamste element de massaproductie als gevolg van de mechanisering. Later ontdekte ik dat ook anderen het kapitalisme daar laten beginnen. Een en ander streelt natuurlijk mijn ijdelheid, maar het is ook wel van belang dat ik zelfstandig denk. Ik huiver voor het overnemen van een ideologie en dus ben ik blij dat ik door zelfstandig denken tot een inzicht ben gekomen dat ook door anderen, los van mij, wordt gedeeld.
Als het over het kapitalisme gaat kom ik dus tot twee wetmatigheden: de concurrentie en het winstbejag.
Daarbij eén cruciaal gegeven: het individuele eigendomsrecht van de productiemiddelen en dus van de producten en dus van de winst.
En een bepalende omstandigheid: het speelt zich allemaal af in een economie van massaproductie.
Even verduidelijken: uit het voorgaande blijkt dat de concurrentie op zich niet zo nefast is, want ze bestond ook al voor het kapitalisme. Als ik in discussies de concurrentie afwijs, zou ik er moeten op wijzen dat de concurrentie pas nefast is in een context van massaproductie.
Of ook: al lang voor het kapitalisme bestond de vrije markt met de wet van vraag en aanbod. Als ik de vrije markt afwijs, dan wijs ik niet zo maar de vrije markt af, maar specifiek de kapitalistische vrije markt.
Een en ander is belangrijk bij een zoektocht naar een alternatief voor het kapitalisme.
Bij die zoektocht kan ik dus niet zo maar de concurrentie, het winstbejag, de individuele eigendom van productiemiddelen of de vrije markt afschaffen. Ik moet ze afschaffen in die aspecten waarin ze samen met mekaar en samen met de massaproductie en mechanisering een geheel vormen dat ik als mens onaanvaardbaar vind.
Een kapitalist wordt bepaald als de eigenaar van de productiemiddelen. Maar mijn warme bakker is eigenaar van zijn oven en mixers en in strictu senso dus een kapitalist. Toch zie ik hem niet als kapitalist. Mijn bepaling van kapitalist moet dus aangevuld worden: de kapitalist is de eigenaar van massa-productiemiddelen. Als ik af wil van het kapitalisme moet ik dus niet af van het individuele eigendomsrecht van mijn bakker, maar wel van het individuele of persoonlijke eigendomsrecht van massaproductiemiddelen.
Dat eigendomsrecht van massaproductiemiddelen houdt in dat er een kloof ontstaat tussen de eigendom van de kapitalist en de eigendom van de arbeider. Kapitaal en arbeid zijn gescheiden. Daardoor komen ze met mekaar in een conflict dat leidt tot toestanden die ik als mens niet wil aanvaarden. Maar bij mijn warme bakker vallen eigendom van de productiemiddelen en arbeid samen… Als ik de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal wil oplossen, moet ik dus niet bezig zijn met mijn warme bakker, maar met de massaproductie.
In het kapitalisme is concurrentie niet enkel aanwezig, ze wordt ook gecultiveerd. Ze is er niet alleen: ze is ook een wetmatigheid die inspeelt op het winstbejag.
Op zich kan ik niets hebben tegen winst. Het hangt er natuurlijk van af wat je precies onder winst verstaat, maar laat me het nu maar houden bij het verschil tussen maakprijs (kapitaal plus arbeid) en verkoopprijs. Zo bekeken is winst noodzakelijk, want ze is het inkomen waar de producent moet van leven.
Maar door de samenhang met de concurrentie leidt het winstbejag tot het cultiveren van een ongebreideld streven naar winst. Want niet enkel de producent (of handelaar) die geen winst maakt komt in de problemen: ook wie minder winst maakt is verliezer. Concurrentie verplicht de ondernemer om niet enkel winst te maken, maar om zoveel mogelijk winst te maken.
Je ziet dan dat bedrijven die perfect levensvatbaar en winstgevend zijn, toch worden opgekocht door grotere bedrijven. Of nog: de combinatie van concurrentie met winstbejag leidt tot kapitaalaccumulatie en dus tot een onaanvaardbare ongelijkheid.
Ik raas door vele bochten.
Als je de kapitaalaccumulatie wil inperken, moet je beroep doen op een overheid die gaat ingrijpen in het economisch gebeuren.
Ik heb ontdekt dat ik anarchist ben. Overheid is macht en ik wil niet weten van macht. Macht zal wel nooit helemaal uit te schakelen zijn, maar ik wil zo weinig mogelijk macht. En dus zo weinig mogelijk overheid. De overheid moet zich zo weinig mogelijk bemoeien met mijn leven en dus ook met mijn “economisch” leven. De overheid moet in principe buiten het economisch gebeuren blijven. In het kapitalisme is het ingrijpen van de overheid absoluut nodig om de toestand een beetje menselijk te houden. In een alternatief voor het kapitalisme is overheidsingrijpen overbodig.
Om samenvattend terug te komen op mijn uitgangspunt: het kapitalisme wordt gekenmerkt door factoren die op zich niet dadelijk problematisch moeten zijn, maar dat wel worden in hun samenhang. Bepalend daarbij is de omstandigheid van de massaproductie (ik laat de aspecten als gevolg van de mechanisering op zich buiten beschouwing).
Wie wil nadenken over een alternatief voor het kapitalisme moet dus focussen op de massaproductie.
Er moet niet dadelijk ingegrepen worden op de vrije markt als zodanig. Privébezit is geen probleem. Eenmanszaken en kleine bedrijven waarin kapitaal en arbeid nog met elkaar verbonden zijn, kunnen perfect functioneren in een vrije markt…
Concurrentie is van alle tijden en waarschijnlijk nooit helemaal weg te halen uit de condition humaine, maar er is een verschil tussen gezonde concurrentie en concurrentie in een systeem dat mensen dwingt om te concurreren en de concurrentie cultiveert…
Mijn voorraad woorden voor deze blog is op. Ik hoop dat ik toch wel iets heb verduidelijkt.
PS Ik had het over mijn boek Eutopia. Je kan het op deze website gratis lezen en/of downloaden, ook in ebookformaat onder de rubriek Publicaties.