De Waarheid en niets dan de Waarheid

Mijn gebuur is een verstandig man en dus heeft hij het geloof afgezworen. Maar als we over de haag onze klachten over onze vrouwen en De Croo uitwisselen, begint hij altijd opnieuw over de leugens van de kerk. Hij noemt die leugens dogma’s: waarheden waarover volgens het Vaticaan niet mag nagedacht worden.

Natuurlijk heeft hij gelijk als hij die dogma’s afwijst. Maar hij werpt het kind met het badwater weg. Ik wil hier nu niet voor andere godsdiensten spreken, maar het christendom heeft niets vandoen met waarheid: het is een (blijde) boodschap – een evangelie – en die geloof je of geloof je niet.

Nu is het al lang geleden, maar ooit bezocht ik geregeld de VUB in Brussel om me onder te dompelen in de sfeer van de vrijzinnige humanisten omdat ik daar altijd opnieuw weer vertrok met een goed gevoel omdat ik niet ben zoals zij. Ik weet niet of het nu nog zo is, maar toen vond je overal de leuze “Scientia vincit tenebras”. Katholieken hangen overal kruisbeelden; vrijzinnige humanisten hun slogan. De kunstwaarde van kruisbeelden lijkt me groter.

Die tenebras (duisternissen), dat zijn natuurlijk de godsdiensten. En de scientia staat dan voor de wetenschappelijke waarheid.

Wetenschap tegenover godsdienst.

Ik snap niet dat er nog mensen zijn die het over die tegenstelling willen hebben. Dat is een vorm van achterlijkheid. Natuurlijk zijn beiden ooit verweven geweest en de wetenschap heeft in haar groei heel wat elementen die ooit bij godsdienst hoorden daar weg gehaald. Maar goed ook. Maar ondertussen heeft iemand die iets begrijpt van godsdienst al lang ingezien dat wetenschap en godsdienst twee verschillende domeinen zijn. Zo iets als kunst en wetenschap. Godsdienst gaat dan over zingeving, over gevoeligheid voor transcendentie…

Wie geregeld mijn blogs leest, weet dat ik het niet zo heb op godsdienst. Wél op christendom, want dat is niet zo maar een godsdienst, maar zeker evenzeer een humanisme.

Natuurlijk is het christendom verweven met godsdienst. Het is ontstaan in een tijd waarin godsdienst de normaalste zaak van de wereld was. De mensen van de tijd van Jezus konden zich een wereld zonder God gewoon niet voorstellen.

Neen, ik kan dus niet zeggen dat Jezus niet godsdienstig was, maar binnen dat godsdienstige kader heeft hij wel een boodschap gebracht die ook buiten dat godsdienstige kader standhoudt.

Niemand kan bewijzen dat God bestaat. Niemand kan bewijzen dat God niet bestaat. Maar zelfs als iemand zou kunnen bewijzen dat God niet bestaat, zou de boodschap van Jezus standhouden. Ik bewijs het voortdurend in mijn blogs.

De God van de godsdienst gaat over God als iets/iemand, bestaande buiten de materiële werkelijkheid. Eigenlijk is dat een ondenkbare gedachte. Ik ben nog geen enkele gelovige tegengekomen die niet op een of andere manier zijn godsidee vermaterialiseerd heeft en God heeft binnengetrokken in tijd en ruimte. Hij situeert God dan in een tijd en ruimte buiten onze wereld, en die tijd en ruimte worden dan oneindig, maar oneindig kunnen we niet denken zonder eindig en dus…

Slimmeren proberen die tegenstelling te ontwijken door God voor te stellen als een kracht. Een innerlijke kracht. Maar dan wel een innerlijke kracht die komt van iets buiten de mens.

Eenvoudige mensen vinden dat God wel veel van hen moet houden als ze een risicovolle operatie hebben overleefd. Voor minder eenvoudige mensen gaat het om een innerlijke kracht.

Er moet toch iéts zijn ?

Ik wéét niet of er iets is. En dus ben ik met die vraag niet bezig.

En toch bestaat God. Dat is het geniale van Jezus, uitgedrukt in het verhaal van de Goede Vader en door Johannes meer filosofisch vertaald in “God is liefde”: Liefde is niet iets of iemand. Liefde is iets wat gebeurt. God is niet iets of iemand. God is een gebeurtenis.

Als ze gebeurt en waar ze gebeurt, bestaat God.

Het evangelische verhaal van de goede vader gaat over een losbandige zoon die in drank en hoererij op de vreemde zijn erfdeel verbrast. Totaal verarmd daagt hij terug thuis op en wordt door zijn vader met open armen en een groot feest ontvangen, tot ergernis van zijn deugdzame broer.

In de klassieke interpretatie wordt die Vader gezien als God die barmhartig is voor de zondaar. Dat is zeker ook de interpretatie van de Jezus van zijn tijd, die, zoals gezegd, zich een wereld zonder God niet kon voorstellen. Maar ik ben er van overtuigd dat moest Jezus in deze tijd leven, hij God niet meer zou zien in de figuur van de Vader, maar wel in wat er daar gebeurt: een liefde voor iemand die het niet verdient.

Mijn neefje van elf jaar wordt door zijn ouders ongelovig opgevoed. Hij is  niet gedoopt. Maar hij volgt op school wel godsdienstles. 

Die lessen zijn natuurlijk een ramp. Kinderen leren dat Jezus of God hun vriendje is. Ergens is er dus iemand waarmee ze kunnen spreken – bidden. Anders dan de meeste kinderen is mijn neefje is niet dom en hij gelooft daar dus niets van. Maar natuurlijk twijfelt hij ook. En zo vraagt hij me of wij God kunnen zien.

Natuurlijk kunnen wij God zien. Niet zo ver van mijn woning ligt er een verzorgingstehuis naast een park. Daar rollen altijd wel enkele rolstoelen gevuld met bijna afgebroken levens, en geduwd door mensen van goede wil.

Ik heb mijn neefje meegenomen naar het park en hem gewezen op zo ’n rolstoel stel en gezegd: kijk; dààr zie je God. Neen, je ziet hem niet helemaal. Maar je ziet wel een glimp van hem. Een beetje zoals je de zon doorheen de wolken ziet, soms wat helderder, soms wat meer versluierd. Je ziet een gebeurtenis waarin een mens van goede wil een klein beetje God laat gebeuren.

Voor mijn part moet jij daar God niet in zien. Maar dan mis je wel iets. Want juist omdat ik er God in zie, wordt die gebeurtenis voor mij van oneindig veel belang. Het wordt een gebeurtenis die moét gebeuren. Als ooit iemand mij nodig heeft om zijn rolstoel te duwen, zal ik niet anders kunnen dan me ontpoppen tot een geëngageerd rolstoelduwer. En, belangrijk: ook als dat iemand is die ik niet kan uitstaan.

En dus heb ik in het park aan zo ’n rolstoelduwer gevraagd: mag ik u even vervangen ?

Aan mijn neefje heb ik dan gevraagd: ben ik nu God ? Neen, ik ben God niet, maar ik laat je wel een klein beetje God zien.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *