De strijd tegen het kapitalisme

LSP

Wat is “het systeem” waartegen we strijden?

Ideeën voor socialistische verandering uitgelegd In de populaire cultuur steekt rebellie soms de kop op als strijd tegen ‘het systeem’. Luister naar rap- of rocksongs die dwepen met vlijmscherpe agitatie tegen onderdrukking. ‘Fight the system’, is het motto. Kunstenaars met enig gevoel voor hun tijd wijzen doorheen hun creaties naar een dominerende structuur van ongelijkheid en onderdrukking. De gemeenschappelijke noemer? Een systeem waarin ‘de macht van het geld’ de plak zwaait en politici voor de rijken door het stof kruipen

Ik ondervind het telkens opnieuw: het onvermogen van mensen om te denken in termen van “systeem”. Blijkbaar is er een graad van abstractie die het denkvermogen van veel mensen te boven gaat. Ver van mij om die mensen dom te vinden, maar het schept wel een probleem.

Daarbij worden de mensen natuurlijk niet geholpen en gestimuleerd om te denken in termen van systeem: de vakbonden concentreren de sociale strijd op concrete omstandigheden met een duidelijke tegenstander: de kapitalist van dienst.

Dat Peter uit Leuven aandacht vraagt voor het systeem is een goede zaak, maar hij blijft steken in marxistisch denken en in de klassenstrijd.

Welnu, de klassenstrijd gaat niét over het systeem. Het is gewoon vakbondsdenken, maar dan niet meer over die ene kapitalist, maar over dé kapitalisten als een geheel: de kapitalistische klasse. Peter drukt het zo uit: het gaat om de algemene politiek van de bazen. Welnu, dan gaat het niet over het systeem.

Ik moet nuanceren, want natuurlijk als je wetmatigheden afleidt uit het privébezit van de productiemiddelen, ga je wel in de richting van systeemdenken, maar je zit dan in een systeem binnen het systeem en je hebt het nog altijd niet over het allesomvattende systeem
Als je het kapitalisme als een geheel ziet, is de klassenstrijd op zich niet essentieel. Ik begrijp zeer goed dat Marx in zijn tijd de klassenstrijd tot een kernpunt van zijn analyse maakte. Maar we leven niet meer in de tijd van Marx.

Ik kan daar hier geen exhaustieve analyse van maken, maar bijvoorbeeld het begrip klasse is ondertussen vervaagd. Het gaat niet meer zo maar tussen de kapitalist en “het werkvolk”. In dat werkvolk is er een belangrijke subgroep ontstaan: het middenkader in de bedrijven. Dat middenkader is waarschijnlijk ontstaan doordat de productie door de technologische vooruitgang nood had aan hoger opgeleide werkkrachten.

Het valt me telkens opnieuw op hoe dat middenkader (zeker het wat hogere middenkader) zich vereenzelvigt met het bedrijf.

Het ontstaan van een middenkader dat veel meer te verliezen heeft, verzwakt de revolutionaire kracht van de werkende klasse.

In onze streken, na de Tweede Wereldoorlog, is door een sociaal gecorrigeerd kapitalisme ook de gewone werkmens welvarender geworden. Ook die werkmens heeft dus meer te verliezen.

Die welvaart van de werkmens is een bewuste tactiek geweest van het kapitaal.

Zo bijvoorbeeld hebben de mijn-directies in Limburg de arbeiders rond hun bedrijf verzameld in cité’s. Belangrijk: die mensen woonden niet in woonkazernes maar in aparte huizen die gemakkelijker als een eigen huis konden worden beschouwd. Een huis dat ze zelf konden verfraaien, met een tuintje waarin ze hun eigen groenten konden kweken. Belangrijk: na een aantal jaren huren konden ze eigenaar worden van hun woning.

Ooit logeerde ik in Bern bij een ex-professor filosofie die zijn leerstoel filosofie aan de universiteit had geruild voor een job bij Brown-Boveri met de opdracht om de verhouding tussen werkvolk en bedrijf te bestuderen en die verhouding in dienst te stellen van het bedrijf.

Hij stelde zijn these voor als een aantal concentrische cirkels.

Wat hij als origineel denken voorstelde was in feite al lang voor hem toegepast in de mijn-cités: de binnenste cirkel bestond uit de eigen woning in de buurt van de mijn en de kans om eigenaar te worden. Daarna kwam onderwijs dat door de mijn werd gesubsidieerd (en dus ook gestuurd). Meer naar buiten kwam de cirkel met de sportvereniging, de toneelclub, de fanfare…

In het centrum van zijn schema stond: “das Wohlbefühlen”.

Op mijn vraag waarom daar niet “das Glück” stond wilde hij eerst niet antwoorden. Toen ik aandrong werd hij kwaad en zegde het tenslotte dan toch: “Ik word niet betaald door het werkvolk, maar door het bedrijf”.

De kapitalistische goeroe’s kennen Marx beter dan veel Marxisten en die Marxisten hebben nog niet begrepen dat de kapitalisten hen de wind uit de zeilen halen.

Neen, de strijd tegen het kapitalistische systeem valt niet samen met de klassenstrijd. En als ik zich links wanenden victorie hoor kraaien omdat er veel volk op een betoging of bij een staking is geweest, heb ik medelijden.

Telkens opnieuw mis ik één cruciaal gegeven: de concurrentie.

Het kapitalisme is een systeem dat tot in het diepste wordt gekenmerkt door de concurrentie. 

Wie wil nadenken over het kapitalisme en over een alternatief voor het kapitalisme zal moeten nadenken over het fenomeen van de concurrentie.

Als ik het voorbeeld van mijn Zwitserse professor zou volgen en een voorstelling maken in concentrische cirkels, dan zou de binnenste cirkel de concurrentie zijn. In de volgend cirkel: de winst als doel. Dan de privé-eigendom van de productiemiddelen met aansluitend dat die kapitalist dus ook eigenaar is van de producten en dus ook helemaal recht heeft op de winst uit de verkoop op de vrije markt.

In de buitenste cirkel zou de cruciale omstandigheid staan: het speelt allemaal in een kader van massaproductie.

Noteer daarbij dat het de concurrentie is die in de volgende cirkels leidt tot de ontsporingen.

Winstbejag wordt pervers als het systeem door de concurrentie dwingt om méér winst te maken dan de concurrent… Je kan deze manier van redeneren doortrekken naar de volgende cirkels.

In het centrum zou staan: individu.

Wie wil strijden tegen het kapitalisme moet dus beginnen met te strijden voor een mensbeeld waarin het individu wordt vervangen door “medemens”. Daarin wordt het individu niet uitgeschakeld, maar krijgt het pas zin doordat het medemens is.

Daarna komt de omgang met de concurrentie. Concurrentie kan nooit totaal worden uitgesloten, maar ze mag niet als een opgelegde wet het hele systeem doordringen. Wie (terecht) huivert voor monopolievorming: de radicaalste manier om monopolievorming te vermijden is de afschaffing van de concurrentie.

Zo kan je de factor concurrentie verder doortrekken naar de buitenste cirkels.

Tenslotte: als je vertrekt van het mensbeeld kàn je niet denken in termen van klassenstrijd. Als je af wil van concurrentie kan je geen strijd tussen mensen organiseren.

De strijd tegen het kapitalisme als systeem is in essentie een ideeën-strijd en een strijd voor meer menselijkheid.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *